CODELENOVI

(Coton_De Visscher_Lelion_Nottebaert_ Vincentelli)

CODELENOVI

Centre Keramis: een vierdimensionaal verbindingsmiddel

Een gesprek met architect Michel De Visscher en Anne-Sophie Nottebaert (Coton_De Visscher_Lelion_Nottebaert_ Vincentelli associatie) over Centre Keramis in La Louvière In het historische centrum van de industriestad La Louvière ligt, vlakbij het stadhuis en Le Théatre, het Centre Keramis. Dit centrum van de keramiek huisvest een museum en een kunst-en ontwerpcentrum en verrees in 2015 als een feniks uit de as, of beter de klei, van een roemrijk verleden.

Het epitheton ‘industriestad’ verwijst in deze context naar het ontstaan van La Louvière omstreeks 1840 tussen Mons en Charleroi. Waar in de middeleeuwen kerken of abdijen de wortel waren voor stadsontwikkeling, was de aanwezigheid van steenkool, wegen, spoorlijnen en kanalen in het begin van de 19de eeuw een belangrijke troef om een gebied te laten evolueren van een landelijk naar een stedelijk karakter. En net ook die troeven overtuigden de familie Boch om zich rond 1841-‘44 in La Louvière aan het kanaal te vestigen als fabrikant van keramiek. Steenkool was de brandstof voor de ovens, via het kanaal werd de klei uit Limoges aangevoerd en met de trein transporteerde men de afgewerkte producten tot ver buiten de grenzen van het pas onafhankelijk verklaarde België.

Begin twintigste eeuw beleefde de Manufacture haar hoogdagen. Op het bedrijfsterrein van 17ha werkten 1.300 arbeiders die jaarlijks een productie leverden van 9.000 ton aarde- werk, ongeveer gelijk verdeeld onder vaat- werk en porselein voor badkamers. Na de oliecrisis en enkele economische debacles in de laatste decennia van de twintigste eeuw werd Royal Boch definitief failliet verklaard in 2011. In die periode waren reeds verschillende markante gebouwen van de Manufacture verdwenen, zoals het administratief gebouw op de zuidgrens van het terrein waarvan de gevel naar de stad gericht stond. Om erger te voorkomen en een gecontroleerde verdere ontwikkeling mogelijk te maken definieerde het stadsbestuur de site in 2005 als rehabilitatiezone met als doel er een nieuwe gemengde stadswijk van te maken met woningen, winkels, culturele gebouwen en openbare ruimte.

In dat kader werd in 2009 door het Institut du Patrimoine Wallon en de Cellule Architecture de la Communauté een wedstrijd gelanceerd voor de herbestemming van een perceel van 2.060m2 met daarop een industrieel tweelinggebouw waar zich in één daarvan drie geklasseerde flessenovens bevonden, de enige overgebleven in België. De opdracht luidde: creëer een gebouwd hulpmiddel/object voor de representatie, de beoefening, de communicatie en de educatie van en rond keramiek te bevorderen. 5 ontwerpbureaus dienden een dossier in. De associatie Coton_De Visscher_Lelion_ Nottebaert_Vincentelli – CODELENOVI – werd als laureaat belast met de uitvoering. Het hart van het ontwerp is de lege bedrijfshal waaruit drie massieve terracotta kegels tot boven het dak als poortwachters van het project oprijzen. De in 2003 als beschermd monument erkende flessenovens lijken robuust en fragiel tegelijkertijd. Het zijn de enige resterende sporen die specifiek verwijzen naar het industrieel procedé voor het bakken van keramiek. Het gebouw dat ze omsluit en het aanpalend atelier zijn het oude materiele kader waarbinnen en waarrond alle nieuwe functies een plaats kregen.

De opdracht die het Centre Keramis toebedeeld kreeg was enorm divers: van conservatie van een bestaande collectie tot het opzetten van initiatieven ter promotie van keramiek. De ambiguïteit in de verschillende deelaspecten van deze opdracht hield een zeker risico in. Zo vraagt de scenografie voor een tijdelijke tentoonstelling een andere aan- pak dan die voor een permanente en dwingt de brede waaier aan toepassingen van het materiaal keramiek an sich de ontwerper tot het nadenken over een gediversifieerde benadering ervan. Zowel voorwerpen voor massaproductie als verzamelstukken van hoge artistieke waarde moesten immers een plaats en een deel van het verhaal krijgen binnen het gebouw. De beslissing van de opdrachtgever om het project te kaderen in een totaalopdracht waar naast architectuur, stabiliteit en technieken ook de scenografie, de museografie en het ontwerp van het meubilair integraal deel van uitmaakten, biedt onmiskenbaar een antwoord op de vele vragen die deze complexe opdracht aan de ontwerper stelde.

Het sterke concept is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen architecten uit verschillende bureaus in één associatie. Misschien was deze bundeling van visie en talent wel de enige garantie op succes om de gelaagdheid van de opdracht te vertalen in een coherent geheel. Een nieuwe betonnen structuur slingert zich rond het bakstenen erfgoed en begeleidt de bezoekers doorheen het gebouw. Het plan lijkt wel geïnspireerd op een bochtig racecircuit. Bekijk je de totaliteit, dan emotioneren de gebogen wanden je als bezoeker en ervaar je de verwijzing naar de plasticiteit van het basismateriaal en de breekbare vormen van keramische vazen, vaatwerk of andere voorwerpen. Deze juxtapositie, het contrast in materiaal, textuur en geometrie tussen het oude en het nieuwe, doet denken aan de manier waarop Leonardo da Vinci in zijn schilderijen en beelden gewaden drapeerde rond lichamen. Het zichtbare versterkt het onzichtbare en de totaliteit ontleent zijn kracht aan het samensmelten van beide. Als verbindende en beschermende factor lijkt de betonnen wand een vestingmuur die enerzijds de binnenruimtes vormgeeft en de tentoonstellingsruimtes structureert. Anderzijds lijken de golvingen wel vingers die de buitenruimte omklemmen en delen van het park binnentrekken in het interieur. Deze twee bewegingen veroorzaken aan de binnenzijde een boeiende afwisseling tussen open en gesloten. Via grote dakkoepels wordt buitenlicht binnengetrokken in de expositieruimtes. De kroonlijsthoogte van het bestaande atelier is bepalend voor de binnenruimte van de uitbouw die afwisselend opgedeeld wordt in twee verdiepingen of dan weer gebruikt wordt over de volledige hoogte om monumentalere werken voldoende tot hun recht te laten komen. In het voormalige productieatelier is op het gelijkvloers een permanente educatieve tentoonstelling ingericht waar aan de hand van video, voorwerpen en foto’s het productieproces van faience wordt verduidelijkt. De verdieping wordt gebruikt voor tijdelijke tentoonstellingen.

In de andere hal worden in de ovens ver- telmomenten voor kinderen georganiseerd terwijl er voor de rest enkel rust en leegte heerst en het belangrijkste verhaal door het gebouw zelf wordt verteld. Alle zitbanken, tafels en vitrinekasten werden door de architecten ontworpen. De combi- natie van metaal, textiel, glas en hout en de detaillering die soms robuust en dan weer slank is refereren naar de spanning tussen de zware arbeid en geïndustrialiseerde productiemethodes die vereist waren om een uiterst fijn eindproduct te bekomen. Verder bevinden zich op het gelijkvloers enkele administratie lokalen, de receptie, het auditorium, het cafetaria en een kinderatelier. Om naar de verdieping te gaan kan je de keuze maken tussen enkele trappen met architecturale allure of een helling die je langs een tijdlijn brengt die aan de hand van collectiestukken een historisch overzicht geeft van keramiek en design. Een leuke vondst van optimale ruimtebenutting. In het nieuwe gedeelte achteraan op de ver- dieping bevindt zich aan de ene zijde een atelier waar artiesten de kans krijgen om ‘in residence’ aan projecten te werken en aan de andere zijde de permanente tentoonstel- ling met pièces uniques van belangrijke keramisten die in opdracht werkten van Royal Boch zoals o.a. Catteau, D’hossche en Caille. Daarnaast vind je er enkele topwerken uit de art nouveau en art déco.

De materie en de vorm inspireerde kunstenaar Jean Glibert bij het ontwerp van de geveltekening op de buitenzijde van de betonnen mantel van het gebouw. Het in twee texturen aangebrachte grijze pleisterwerk transformeert het harde beton in een zachte huid met een doorleefde patine. De harde grens tussen binnen en buiten, tussen heden, verleden en toekomst wordt vloeiend, amorf en aaibaar. De huid beschermt het gebouw voor de toekomst en draagt de tekenen van het verleden. Architectuur als tesseract: een vierdimensionaal verbindingsmiddel. Misschien een voorbeeld en hét adagium voor de verdere ontwikkeling van dit herbestemmingsgebied.

 

Tekst: Johan Geerts
Foto’s: Maud Faivre & Marie-Noëlle Boutin

 

Atelier DE VISSCHER & VINCENTELLI
Vergotesquare 1 – 1200 Brussel
t. 02 735 24 58
info@atelierdvv.be – www.atelierdvv.be

 

CLN
Coton Lelion Nottebaert
Schotlandstraat 42 – 1060 Brussel
cotonlelionnottebaert@gmail.com